News
‘De ark van Noach staat in brand’
Onze literaire erfenis legt een behoefte aan nieuwe mens-dierrelaties bloot
Literatuurwetenschapper Kári Driscoll ziet onze relatie met de planeet langzaam veranderen – door te kijken naar dieren in boeken.
“We zien dieren vaak als metaforen voor de mens. Zeker in boeken. Op school leer je om dierenverhalen te interpreteren alsof ze eigenlijk over mensen gaan, je kreeg vast les over George Orwells Animal Farm. Toch is hun rol vaak méér dan alleen symbolisch.
Mijn vakgebied, de literaire dierstudies, is ontstaan uit frustratie over die traditionele lezing. In eerste instantie uitte dat zich vooral door een letterlijke interpretatie toe te voegen. Een varken werd ook daadwerkelijk een varken, niet alleen een metafoor. Maar al snel bleek ook dat limiterend, want vaak hebben de dieren wel degelijk een dubbele betekenis.
Die dualiteit zien we ook in de echte wereld. In al onze culturele uitingen komen dit soort mens-dier relaties en interacties terug. Onze associaties bij een hond of leeuw zijn verschillend. We denken vaak dat cultuur iets menselijks en natuur iets dierlijks is, maar eigenlijk zijn natuur en cultuur innig met elkaar vervlochten.
In mijn onderzoek probeer ik aan beide rollen aandacht te besteden. Ik beschouw dieren als letterlijke dieren, maar bekijk ook hun metaforische significantie en symbolische waarde binnen ons culturele systeem. De verhalen die ik bestudeer, vind je op allerlei plekken, ook buiten boeken.
Mijn huidige onderzoek richt zich op dierentuinen. Dat zijn, heel letterlijk, plaatsen waar mens-dierrelaties worden geuit. Het verhaal dat dierentuinen vertellen, is in de loop van de jaren veranderd. Tijdens hun oprichting in de 19e eeuw straalden ze vooral een imperialistisch ideaal uit: het was eigenlijk puur machtsvertoon om exotische dieren naar de Europese stedelijke centra te brengen.
In de loop van de 20e eeuw paste dat imago niet meer. Het nieuwe verhaal dat dierentuinen wilden uitstralen was veel meer gefocust op conservatie en biodiversiteit. Tegenwoordig presenteren dierentuinen zich als een soort ark van Noach: ze redden allerlei diersoorten van een stijgende zeespiegel.
Dierentuinen laten op een interessante, maar ook gecompliceerde en tegenstrijdige manier zien hoe mensen over dieren nadenken. Neem alleen al de vraag wie er aan welke kant van de hekken staat. Er was een tijd dat er ook uitheemse volkeren in dierentuinen te vinden waren. Mensen dus. Dat zegt veel over hoe wij denken over de scheidslijn tussen natuur en cultuur.
‘De mensheid heeft de controle niet meer.’
Interessant genoeg gaat veel van de recente literatuur over dierentuinen precies over die afbakening. Het zijn verhalen over dierentuinen die, zogezegd, instorten: ‘O nee, loslopende leeuwen in Central Park!’ Denk aan films als Madagascar, The Zookeeper’s Wife, of de graphic novel Pride of Baghdad.
Deze verhalen uiten eigenlijk een diepere culturele angst voor het instorten van de natuurlijke orde. De veranderende relatie met de natuur zorgt voor een soort ongerustheid. Dat heeft iets apocalyptisch, de ark van Noach staat eigenlijk in brand. We dachten dat we de natuur konden controleren, maar de mensheid heeft de controle niet meer.
Het gevolg is dat menselijke en niet-menselijke geschiedenis niet meer strikt gescheiden zijn. Traditioneel zagen we dat onderscheid wel zo rigoureus. De mensheid besloeg een apart geologisch tijdvak binnen de natuurlijke historie, het Holoceen. Daarin vond de volledige evolutie van de mensheid, haar geschiedenis en cultuur plaats.
Sinds kort is het Holoceen echter afgesloten en opgevolgd door het Antropoceen. In dit nieuwe tijdvak hebben de gevolgen van menselijk handelen impact gekregen op de gehele manier waarop de planeet werkt. De planeet lijdt onder de mensheid. Dat is te zien aan fenomenen als klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit. We zullen daarom duurzamer moeten worden in onze mens-dierrelaties.
Het probleem is vooral dat we niet kunnen omgaan met de abstractie en grote schaal van de huidige veranderingen. Om de nieuwe verhouding tussen natuur en cultuur toch te kunnen vatten, maken we daarom kleinere kopieën van het probleem. We creëren verhalen waarin deze problemen aan de orde komen, zoals bijvoorbeeld die apocalyptische dierentuinfilms. We gebruiken dus culturele uitingen om de plaats van de mensheid in het Antropoceen te beschrijven en begrijpen.
Ik denk daarom ook dat we zaken als klimaatverandering ook niet alleen aan de natuurwetenschappers moeten overlaten, zodat zij kunnen meten hoeveel CO2 er in de atmosfeer zit. Hoe maak je iets enorms als klimaatverandering begrijpelijk op een menselijke schaal? Best vaak is dat door het vertellen van een verhaal. Onze culturele verbeelding helpt ons om te bevatten wat er aan de hand is.
‘Ik denk dat we zaken als klimaatverandering niet aan natuurwetenschappers moeten overlaten.’
Toch betekenen nieuwe mens-dierrelaties niet persé dat mensen anders gaan kijken naar hun hond. Met mijn eigen hond Vincent heb ik een erg goede mens-dierrelatie, al is het wel een boefje. Maar in het park merk ik dat iedereen tegenwoordig een hond uit Roemenië of Griekenland heeft geadopteerd, niet van een fokker. Ook dat zijn pogingen om duurzamer te zijn in onze mens-dierrelaties.
Het Antropoceen gaat over de relatie tussen de mens en zijn omgeving, over verbondenheid, over wat het betekent om mens te zijn. Ik doe niets met geologie, ik boor niet in ijsrotsen. Maar door te boren in onze literaire erfenis, ontdek ik hoe wij ons verhouden tot de gehele planeet.”
— Door Marieke Gelderblom